Op de koffie bij broeder Joris

Vaak had ik koers gezet naar de Sint-Sixtusabdij in het Vlaamse Westvleteren. Wanneer de eerste keer geweest is, weet ik niet precies. Het vroegste jaar dat me bij staat is 2001, toen ik na terugkeer van een verblijf in de VS een biertoer naar België ondernam met mijn biermaat van het eerste uur. Naar Dolle Brouwers ging het, en Bockor (nu Omer Vander Ghinste) waar we spontaan op waren gestuit en door de eigenaar danwel brouwer danwel conciërge, maar sowieso tuinman, op een rondleiding werden vergast. Zo gaat dat in België.

En naar Westvleteren dus. Het was de tijd dat je alleen maar hoefde te bellen om te horen wát er te koop was. Geen reservatie, geen kenteken doorgeven, geen wachtlijsten. Er was genoeg voor iedereen, vijf bakken de man mee, geen probleem. Ach, het gaat bij Westvleteren altijd over die verkrijgbaarheid. Nooit zozeer over bier zelf, al was dat toch waarom we er heen gingen. In het dorre Nederlandse bierlandschap van die tijd was immers elk bloemetje dat de kop op stak een, nouja, opsteker. En die bieren van Westvleteren al helemaal. We waren niet te beroerd om er voor naar de poorten van de abdij te rijden. Sterker, de reis was juist een groot deel van de lol. Net zoals bij al die andere brouwerijen die we door de jaren hadden bezocht. De een plukt bloemen, wij plukten bieren. En we keken onze ogen uit bij al die plekken waar we terecht kwamen.

Ontmoetingscentrum In de Vrede was toen ook degene die we vandaag de dag ook kennen. Het huidige gebouw is al in 1999 geopend. Maar ik herinner me het vorige ook nog. Het deed me denken aan de voetbalkantines zoals ik die uit mijn jeugd ken. Dat waren van die lage, houten gebouwtjes, zeil over een bobbelende vloer, een bar aan de ene kant en tafeltjes met stoelen aan het raam aan de andere kant. Ik heb er geen foto’s van en dus is het misschien mijn geheugen die dat beeld creëert, maar ik kan ook in boeken of online geen plaatjes vinden over de pre-1999 herberg. Niets ter bevestiging of ontkenning. En dus laat ik mijn herinnering maar intact. Vaak is dat maar beter ook.

Verder dan die poort en herberg waren we nooit gekomen. Logisch. Een kenmerk van kloosters is nu eenmaal dat het geen openbare gebouwen zijn. Hun marketing bestaat er uit dat ze er niet aan doen, een enkeling daargelaten. Toch heeft de brouwerij van de Sint-Sixtusabdij een nog ondoordringbaarder aura dan die van de collega’s. Het zal ook komen door de manier van bierdistributie, die het gevolg is van de bewuste keuze die in 1945 door de toenmalige abt is gemaakt: er wordt niet meer geproduceerd dan strikt noodzakelijk is om in het levensonderhoud te voorzien. Bier mag nooit afleiden van het religieuze leven in het klooster. Een ijzeren instructie die standhoudt tot de dag van vandaag.

Wat niet standhield is de geslotenheid. Voor mij dan althans. Als je in het kaartenbakje zit van een bladenmaker die de mogelijkheid heeft om een item over Westvleteren op te nemen in een magazine van een landelijke slijterijketen, dan kan het gebeuren dat ie jou vraagt dat te schrijven. En dan stap je zomaar op een vrijdag om vier uur ’s ochtends in de auto om koers te zetten naar die verre Westhoek. Iedereen weet dat monniken vroeg aan de dag beginnen, dus klagen deed ik niet. Om acht uur draaide ik het parkeerterreintje op bij de abdij en werd verwelkomd door broeder Joris en twee heren die de brouwerij respectievelijk als algemeen directeur en woordvoerder van dienst zijn.

Dik drie uur lang werden we – naast mij was er ook een fotograaf bij uit datzelfde kaartenbakje – rondgeleid in de brouwerij. Alles kregen we te zien. De brouwzaal, de lagertanks, het laboratorium, het kantoor, het magazijn met immense stapels kratten, het uitgiftepunt dat ik dan nu benaderde van de andere kant, de bottelarij, en alles wat zich daar tussenin bevindt. De kunst van het goed luisteren, al lopend notities maken van de feitjes, én tegelijk een volgende opmerking of vraag bedenken om het gesprek op een soepele en relevante manier aan de gang te houden kreeg hier een extra handicap. Want ik was er natuurlijk ook als liefhebber. Alles wat ik hoorde en zag inhaleerde ik. Als Gods woord in een ouderling, als u mij deze uitdrukking wilt vergeven. Ik was objectieve professional en zich vergapende biertoerist ineen.

Wat vooral zal bijblijven is de bescheidenheid en openheid van broeder Joris. Het is sowieso niet makkelijk om met achttien mannen in een microkosmos te leven. Focus houden op datgene waar je ooit voor koos vereist een stalen discipline en betonnen volharding. Het is hier geen luilekkerland, laat de broeder zich ontvallen. En als dan ook de hele wereld stampei maakt over jouw bier – dat bier waarbij je geen andere ambitie hebt dan dat het eerlijk en zuiver en kwalitatief wordt gebrouwen – en daar dingen mee doet die haaks staan op hoe het allemaal bedoeld is geweest, dan wordt je overtuiging op de proef gesteld. Een leven in deemoedigheid en nederigheid, en dan toch iets willen doen aan de ontstane situatie. Het moet een lastige puzzel zijn geweest.

We dronken ter afsluiting een kopje koffie, in wat ik dan maar even de schaftruimte noem. Goed moment om de indrukken te laten bezinken, wat te kletsen. Om even ‘uit’ te staan. Ik benadruk nog maar eens in het gezelschap hoe bijzonder het voor me is om hier op bezoek te zijn. De broeder hoort het stilzwijgend aan, zoals een monnik betaamt. In de Vrede en de winkel aldaar is dicht, ik kan niets meenemen voor die biermaat van het eerste uur die binnenkort jarig is. Maar we krijgen een doosje WV 12 mee van de broeder.

Meer van de fotograaf en uw dank- en dienstbare tekstschrijver komt later dit jaar, in dat magazine van een landelijke slijterijketen.

Reacties zijn gesloten.